HET NIEUWE WETENSCHAPPELIJKE PARADIGMA EN DE ZWARTE LICHTEN: ASTROLOGIE IN DE 21STE EEUW Deel 1
Al is deze eeuw nog jong, de ontdekkingen in alle takken van wetenschap en techniek zijn duizelingwekkend. Oude aannames over de werkelijkheid worden onderuit gehaald. De resultaten van experimenten met sub-atomaire deeltjes lijken meer op magie dan op de wereld van de tastbare feiten die wij tot nu toe als ware werkelijkheid hebben beschouwd. De wetenschap is op zijn kop gezet. Al deze ontwikkelingen en ook die inzake het milieu en de samenleving maken een nieuw paradigma noodzakelijk. Het gebruiken van de zwarte lichten in de astrologie weerspiegelt deze ontwikkelingen waardoor zij (weer) betekenis krijgt voor de wetenschap van de nieuwe tijd.
In dit artikel zal ik eerst een korte samenvatting geven van de verschillende (wetenschappelijke) paradigma’s door de geschiedenis heen en hun weerslag op de astrologie. Vervolgens ga ik kort uitleg geven over het ontstaan, de principes en de werking van de zwarte lichten. Om af te sluiten, teneinde het belang van deze factoren duidelijk te maken, in een volgend artikel praktijkvoorbeelden van duidingen met en zonder de zwarte lichten.
Wetenschappelijke paradigma’s door de eeuwen heen
Allereerst is het belangrijk te zeggen wat ik precies bedoel met het begrip ‘paradigma’. Deze term is door de natuurfilosoof Thomas Kuhn gebruikt om het geheel van opvattingen, methodes en vraagstellingen te benoemen dat de wetenschappelijke gemeenschap in een bepaald tijdperk beschouwt als bron van de belangrijke vragen en de methoden voor de oplossing ervan. Tegenwoordig begrijpen wij in de volksmond die term als aanduiding van het referentiekader van waaruit de werkelijkheid wordt geïnterpreteerd. Vanuit het huidige paradigma bezien is astrologie een pseudowetenschap of een bijgeloof; als je over astrologie begint, valt al snel het woord ‘niet wetenschappelijk’.
Maar waarom werkt de astrologie? Als astroloog is het belangrijk om een persoonlijke visie te hebben over het hoe en waarom daarvan. Als tiener, in de VS in de jaren zeventig, was ik fan van zowel Linda Goodman als Carl Sagan. Ondanks de afkeer van laatstgenoemde met betrekking tot de astrologie vond ik de basis van mijn astrologische paradigma in zijn uitleg over de Big Bang. Het leek mij vanzelfsprekend dat alles wat uit dezelfde materie voortkomt, aan dezelfde wetten onderhevig is en onderling is verbonden.
In het verleden bestudeerden wetenschappers de astrologie, vanaf de oudheid tot aan de wetenschappelijke revolutie rond 1620 hoorde de astrologie thuis bij de wetenschap. Dus in plaats van te zeggen dat astrologie niet wetenschappelijk is, kan men zich eerder afvragen: sinds wanneer is dat het geval en waarom? De verschillen in paradigma’s van voor en na 1620 bieden inzicht daarin. Het voor 1620 heersende wetenschappelijke paradigma was geocentrisch: de aarde was centrum van het universum, de mens de kroon op de schepping. Dat paradigma werd vaak in verband gebracht met het werk van Aristoteles:
d.w.z. welke vorm heeft het; bewerking, d.w.z. door wie is het gemaakt; doel,
d.w.z. waarvoor is het gemaakt.
De geneeskunde van Galeus’ sappenleer bij voorbeeld lag in deze lijn, alles was van een bepaald type, typen die lijken op de vier elementen: slijm (koud en vochtig); bloed (warm en vochtig), gele gal (warm en droog) en zwarte gal (koud en droog). Zeker, in de ogen van de huidige geneeskunde klinkt dit nu wellicht naïef, maar velen hebben baat bij homeopathie. Ondanks hun explosieve technische ontwikkelingen kunnen wetenschappers nog steeds niet zeggen waarom elektronen in banen rond de nucleus draaien. Dat konden de wetenschappers vanuit het oude paradigma wel. In dat paradigma hing alles met alles samen; de macrokosmos werd herhaald in de microkosmos. Ook de astrologie werd zo begrepen: zo boven, zo beneden, en de zeven zichtbare hemellichamen hadden directe overeenkomsten met allerlei fysieke verschijnselen op aarde en met de humores.
De wetenschappelijke revolutie van 1620
Deze revolutie bracht een grote wisseling van paradigma met zich mee. De astronomie werd heliocentrisch in plaats van geocentrisch; de planeten draaiden niet om de aarde maar om de zon. De theorie van Copernicus werd in 1609 bevestigd door middel van telescoopmetingen en wiskundige berekeningen van Galileo Gallilei. Zijn methode – eerst theorie en dan metingen – werd vastgesteld als de nieuwe wetenschappelijke methode. Het werd deductief in plaats van inductief en zo ontstond een nieuw wereldbeeld waarin de teleologische paradigma was ingewisseld voor het mechanistische. Newtons beroemde ‘appel’-verhaal illustreert de twee paradigmas. Volgens Aristoteles valt de appel naar de grond omdat dit het doel van de appel is, volgens Newton wordt de appel naar de grond gedrukt door de externe zwaartekracht. En omdat er niets gemeten kon worden om de astrologie te bevestigen, werd zij, met name door bètawetenschappers, afgedaan als pseudo-wetenschap. Deze instelling werd overgenomen door de samenleving en sindsdien is de astrologie niet wetenschappelijk.
Paradigma van de moderne tijd
De wetenschappers van de moderne tijd, zo vanaf 1800, stelden dus een mechanistisch wereldbeeld voor. Alles volgde een voorspelbaar, waarneembaar patroon in tijd en ruimte. Het werd een objectieve werkelijkheid: het ‘Ding an sich’ verschilde van de ‘roze bril’ van de subjectieve voorstelling van het door de mens waargenomene. Alles werd gescheiden: subject tegenover object, het gekende tegenover de kenner, en alles gebeurde op grond van de wet van oorzaak en gevolg.
Ontstaan, ontwikkeling en gedrag van de mens werden ook op die manier verklaard in de evolutietheorie van Darwin. Het universum was niet langer een mysterie, alles verliep als klokwerk, en mensen waren ontwikkelde apen. Maar op een gegeven moment werden ‘producten van de mens’ zoals taal ook onderwerp van onderzoek en ontstonden de geesteswetenschappen. Uiteindelijk werd ook de mens benaderd als ‘object’ en via de Freudiaanse doorbraak verwierf de psychologie een plek binnen de geesteswetenschappen. Misschien was dit het keerpunt waarop de wetenschap ruimte schiep voor de niet meetbare effecten van het bewustzijn.
De ontwikkelingen langs het paradigma van de moderne tijd zijn ook te zien in hoe de astrologie werd beoefend. Na de angstige tijd van de heksenjacht in de 17de eeuw hield men zich in kleine geheime esoterische kringen bezig met astrologie, zelfs stiekem ook door astronomen en geestelijken. Pas in de laatste vijftig jaar van de 20ste eeuw bloeide de astrologie weer openlijk op, onder meer door een kruisbestuiving tussen haar en de psychologie, met name die van Jung.
Het paradigma van het kwantumtijdperk
Vanaf het begin van de 20ste eeuw worden de begrippen van de klassieke natuurkunde stelselmatig onderuitgehaald door het voortschrijden van de kwantumfysica. Een duidelijk voorbeeld daarvan is wat ik de splitsingtheorie noem, die de rol van het bewustzijn in gebeurtenissen illustreert. Daarnaast is er het verschijnsel van verstrengeling (entanglement) dat de blijvende verbinding van uit elkaar gebrachte deeltjes aantoont. En natuurlijk de nulpunttheorie waarin sprake is van een allesomvattend energieveld waarin het universum zich bevindt. Deze verschijnselen legden de basis voor een verzoening tussen wetenschap en spiritualiteit. De ‘kwantumwerkelijkheid’ lijkt overeen te komen met elementen uit de oosterse spirituele leer.
In een korte animatieclip uit de film ‘What the Bleep do we know’ (https://www.youtube.com/watch?v=08Ia3kcQydc) wordt uitgelegd hoe de verstrengeling werkt. Dr. Kwantum laat zien hoe twee ver uit elkaar gehaalde deeltjes elkaar nog steeds beïnvloeden. Ook zegt hij dat alles wat uit de Big Bang is ontstaan nog steeds met elkaar verbonden is. De concepten van tijd en ruimte creëren een afgescheidenheid die er in werkelijkheid niet is. Maar naast de positieve ontwikkelingen in de kwantumwetenschap worden de negatieve gevolgen van het, o zo egocentrische, mechanistische paradigma almaar schrijnender. Allereerst is daar Darwins ‘overleving van de best’ aangepaste (survival of the fittest) die aan de ene kant leidt tot kapitalistische exploitatie en de walgelijke ongelijkheid in geld, bezit, werk en gezondheidszorg, zowel tussen mensen als tussen landen, en aan de andere kant tot industrialisme met de bijbehorende uitbuiting en vervuiling van de aarde. Met als gevolg, om maar een paar dingen te noemen, de verandering van klimaat, het uitsterven van soorten en het smelten van de polen. Volgens sommige wetenschappers zal de mensheid hierdoor binnen vijftig jaar zijn uitgestorven.
Zowel de positieve ontwikkelingen vanuit het nieuwe wetenschappelijke paradigma als de negatieve vanuit het oude geven aan dat de tijd rijp is voor een paradigma dat noch geocentrisch noch heliocentrisch van aard is, maar universeel en holistisch. In de astrologie wordt deze overgang weergegeven door het integreren van verschillende nieuwe factoren in de horoscoop, die al evenzeer spiritueel of universeel kunnen worden genoemd, meer in het bijzonder de ZwarteMaan-as en de ZwarteZon-as. Deze lichten geven verschillende aspecten van het universele bewustzijn weer, in en door de schepping van de bewuste mens. In het nieuwe tijdperk zal de astrologie gebruikt kunnen worden als wetenschap van de cycli van bewustwording in en door het bewustzijn.
Korte uitleg van de zwarte lichten
Het is niet de bedoeling uitvoerig op de betekenis van de zwarte lichten in te gaan. Wel wil ik een invalshoek bespreken waardoor het begrip ervan wordt verdiept. De ellipsvormige banen van Zon en Maan vormen de basis: ellipsbanen hebben twee brandpunten in plaats van een middelpunt zoals de cirkel dat heeft. De genoemde ‘witte’ lichten vertegenwoordigen het ‘zichtbare’, de ‘zwarte lichten’ het ‘onzichtbare’. Deze tegenstelling stemt enigszins overeen met die tussen de mechanistische wereldbeschouwing en het nieuwe kwantum-paradigma.
De principes van de zwarte lichten kunnen worden verduidelijkt door uit te gaan van de twee brandpunten, kenmerk van de ellipsbanen, waarvan het ene bezet wordt door het hemellichaam waaromheen de beweging van het andere hemellichaam plaatsvindt terwijl het andere onbezet is en dus ‘leeg’. Het lege brandpunt ligt richting het punt van de baan waar de afstand tussen de twee lichamen maximaal is, het zgn. apogeum (maan) of aphelium (zon). Het tegenoverliggende punt, waar de afstand minimaal is, heet perigeum (maan) of perihelium (zon): zie Zwarte Maan, Zwarte Zon, Drakenkop van George Bode.
Net als bij de kwantumwetenschap kan de werking van deze punten in verband worden gebracht met begrippen uit de (boeddhistisch) oosterse spirituele leer. Op het apogeum voelt de Maan, met het lege brandpunt in de nabijheid, zich het minst satelliet en het meest onafhankelijk als hemellichaam in het universum. Het minst afhankelijk van verwachtingen en de sturing daarvan die nooit in lijn is met de universele inhoud. De Zwarte Maan staat in die zin voor een helder en verhoogd inzicht op het levensgebied (horoscoophuis) en in de levensinstelling daarop (tekenpositie). Zij representeert het kosmisch vrouwelijke principe, in tegenstelling tot het aardse vrouwelijke principe. Dat is haar connectie met Lilith, Adams eerste vrouw, die weigerde zich ondergeschikt te maken aan de dominantie van Adam (aarde).
In termen van bewustzijn is de Zwarte Maan niet degene die voelt, denkt en reageert (Maan) maar degene die het voelen, denken en reageren vanaf afstand beschouwt. Volgens mij geeft de Zwarte Maan die kwaliteit van bewustzijn aan waardoor je iets ‘weet’ zonder zintuiglijke aanleiding: helder wetend, heldervoelend of helderziend. In 2008 heb ik onderzoen gedaan en een verband gevonden tussen de ZwarteMaan-as en de horoscopen van zogeheten indigo-kinderen. Daarbij is trouwens ook het tegenover de Zwarte Maan liggende punt betrokken, Priapus. Daar staat de Maan het dichtst bij het bezette brandpunt, cq. de aarde. Priapus geeft aan waar men het meest in de ban van de aarde raakt, een aardse conditionering via automatische patronen in gedrag waarmee men zich aan de verwachtingen en opdrachten van de gemeenschap of maatschappij aanpast.
Gelijkluidend voelt de Zon zich op het aphelium (Zwarte Zon) het meest vrij om zich te mengen in de oneindige ruimte van het universum. Vandaar de kenmerken van de Zwarte Zon: onbegrensd potentieel zien, oneindige mogelijkheden, levendigheid, vitaliteit, onbevangenheid. Vaak heerst er een soort chaos of onduidelijkheid in het levensgebied van het horoscoophuis waarin hij staat. Als kosmisch manlijk principe roepen mythische figuren die enigszins overeenkomen met het principe van de Zwarte Zon gelijk verkeerde associaties op. Boedhha en Chirstus kunnen in dit opzicht begrepen worden als het bewustzijn dat zij vertegenwoordigen, een bewustzijn vergelijkbaar met de oerbron.
In termen van bewustzijn is de Zwarte Zon bewust-zijn, een staat van aanwezigheid die niet in woorden is te vatten. Een citaat van Sri Nisargadatta Maharaj verwijst daarnaar: “Als ik zie dat ik Niets ben, is dit wijsheid. Als ik zie dat ik Alles ben, is dat liefde. Mijn leven is een beweging tussen die twee”. Het punt tegenover de Zwarte Zon is de Diamant, die een verfijning van het aardse ten dienste van het universeel goddelijke aangeeft. Dit destilleren van de kosmische inhoud van de Zwarte Zon – Zwarte Maan en Priapus zijn hier trouwens ook bij betrokken – is te vergelijken met het produceren van cognac of armagnac. Zwarte Zon versus Diamant is het Een in Al tegenover het Al in Een. Zo opgevat geeft de achtbaan van de zwarte lichten het verlichtingsproces aan: als zuivere aanwezigheid geboren, daarna afwijzing, ego, conditionering, en vervolgens het doorzien van alle illusie en opgaan in het geheel, zonder illusie aanwezig zijn in de wereld – ‘verlicht-zijn op de markt’. In een volgend artikel zullen enkele voorbeelden worden gegeven door dezelfde horoscopen eerst zonder en daarna met de zwarte lichten te duiden.